Mijn tuin is mijn redding
Voor Maai Mei Niet schreef EW een prijsvraag uit: wie heeft de mooiste en meest biodiverse tuin van Nederland? De prijs: dit artikel in EW, geschreven door Liesbeth Wytzes
Foto’s Suzanne van de Kerk
De mooiste en meest biodiverse tuin van Nederland uitzoeken was nog niet zo makkelijk. Vanuit het hele land kwamen de meest geweldige inzendingen binnen: kleine stadstuinen die toch helemaal op biodiversiteit zijn ingericht, de foto van een haas in een tuin langs een weg, grazende paardjes – te veel om op te noemen.
Maar één tuin viel wel bijzonder op: die van Jacqueline Kouwenhoven in Ter Aar. Midden in de bebouwde Randstad, niet ver van snelwegen, heeft zij met haar partner en haar broer een groen paradijs aangelegd. Aan de voorkant zou je niet vermoeden wat erachter ligt. Loop je het pad naar haar huis op, dan hoor je meteen kikkers kwaken, en in de sloot achter het huis zwemt een moedereend met wat kleintjes. Eén van de poezen heeft een belletje om, want het wemelt hier van de vogels: fazanten, dodaarsjes, spechten, alle soorten mezen, een ijsvogel die hopelijk een nestje gaat bouwen. Overal in de tuin staan kopjes op een stokje, gevuld met water. ‘Voor de insecten,’ zegt Kouwenhoven.
Kouwenhoven (61) is geboren en getogen in deze streek. Ze komt uit een gezin van tien kinderen, haar vader was bakker. Haar man Ton komt ook uit de streek en ook uit een gezin van tien, zijn vader was tuinder. Een paar jaar geleden besloten ze dat ze lang genoeg in hun nieuwbouwhuis hadden gewoond en een grotere tuin wilden, in dezelfde buurt. In 2019 kochten ze hun huidige huis, met tuin. Nou ja, tuin… er is inderdaad een tuin, voor en achter, maar er is vooral een eigen eiland dat in totaal zo’n 1,2 hectare beslaat. In dit plassengebied zijn er meer van zulke eilanden. Maar Kouwenhoven heeft er één meteen achter haar huis.
Wat troffen ze aan, in 2019? ‘Overal lag zwart grind en wat gras. De tuin was zo opgehoogd dat je de sloot niet meer zag vanuit het huis. En het eiland was verwilderd.’ Die tuin werd meteen afgegraven en ingezaaid met een bloemenmengsel. De afgegraven aarde werd gebruikt om paden te maken op het eiland. ‘Daar groeiden overal bramen, brandnetels, riet. Het was totaal verwilderd, er was lang niets aan gedaan. Wij willen een natuurgebied ervan maken zoals we dat uit onze jeugd kennen. We zijn beiden aan de plas opgegroeid. In onze jeugd groeiden hier planten en bloemen die je nu bijna niet meer ziet: boterbloemen, fluitenkruid, dotterbloemen. Dat willen we allemaal terugbrengen.’ In de tuin – met terrasje, anders zakken de stoelen weg in het veen – is een moestuin aangelegd. Er staat een kasje met aardbeien, tomaten, knoflook en Afrikaantjes, tegen de insecten. ‘Want er komt hier geen bestrijdingsmiddel in. Voor de bemesting gebruik ik smeerwortel,’ zegt Kouwenhoven en wijst naar de plant met witte bloemen die in het gras staat.
Er zijn paden gemaaid tussen het hoge gras waarin van alles groeit en bloeit en rondvliegt. Tussen het gras staat een wilde orchis, die zomaar is komen aanwaaien. ‘Eigenlijk moet ik maaien, want de grond is nu iets te rijk. Maar ja, eerst moet die orchis uitzaaien. Ik wil ook grote ratelaar zaaien, een plantje dat op gras parasiteert en het zwakker maakt, zodat bloemen meer kans krijgen.’ En daarachter ligt het eiland, met lisdodden, wilde roos, eiken, wilgen, een eeuwenoude elzenhaag, vlier, hazelaar. Metershoge distels. Een wilde hop die zomaar verscheen. Waterlelies. Er zijn paden gemaakt, er ligt een pad van boomstronken om over het deinende veen te kunnen lopen. Dit is moerassig gebied.
Kouwenhoven was van jongs af aan geïnteresseerd in de natuur en volgt al jaren tv-programma’s als Gardeners’ World. Toen ze hoorde over No Mow May, de voorloper van Maai Mei Niet, dacht ze meteen: dat is het. Zo moet het. ‘We maken nu ook heel bewust de keuze voor inheems en ik kweek veel zelf op, met zaden van Cruydt-Hoeck, De Bolderik en Vreeken’s Zaden.’ Dat eiland in goede staat brengen, zonder de vele hoog opschietende vogelkersen, brandnetels en te veel riet, is behoorlijk arbeidsintensief. En dan moeten er ook nog paden worden aangelegd en sloten uitgebaggerd. Elke vrijdag en zaterdag werkt Kouwenhoven hier, met haar man en haar broer. Het werk houdt nooit op, maar dat vindt Kouwenhoven niet ontmoedigend – integendeel. Voor haar is dit een levensreddend project. Twee jaar geleden werd ze van haar fiets gereden.
‘Ik had een breuk in mijn schedel en een gebroken rugwervel. Ik was assistent bij een verloskundigenpraktijk, heel druk, dat werk kan ik niet meer doen. Te veel prikkels. Daarom ben ik zo blij met deze tuin, het is zo ontspannend om in het groen bezig te zijn. Ik maak elke dag mijn rondje en dan zie ik steeds weer iets nieuws. Mijn tuin is mijn redding.’
Citaat: ‘In onze jeugd groeiden hier planten die je nu bijna niet meer ziet’