Veertig jaar geleden waren ze pioniers, maar nu zijn er steeds meer: biologische kwekers. ‘Dit is heel wat anders dan een tuincentrum.’
Cruydt-Hoeck, dat klinkt een beetje rustiek en oud-Hollands knus. Maar vergis je niet: dit is een groot, professioneel bedrijf in wildebloemenzaden en inheemse planten. 22 hectare in Friesland bij Nijeberkoop, 26 hectare elders, veertig werknemers en een toegewijd echtpaar aan het hoofd: Jasper Helmantel (44) en Jojanneke Bijkerk (46).
Cruydt-Hoeck is een groot, professioneel bedrijf in wildebloemenzaden. Foto: Suzanne van de Kerk[/caption]
Helmantel is opgeleid als hovenier, hij wilde kweker worden. ‘Ik blijk kweker-ondernemer te zijn.’ Bijkerk heeft natuur-, milieu- en landschapsbeheer gestudeerd, en later biologie. Cruydt-Hoeck bestaat sinds 1978 en werd opgericht door twee ‘echte hippies’, zegt Helmantel. ‘Rob Leopold en Dick van den Burg. Pioniers waren het, wereldverbeteraars, die het heel erg vonden dat ze wilde planten zagen verdwijnen. In die tijd had je de Club van Rome, die waarschuwde voor een ecologische ramp, en het boek Silent Spring van Rachel Carson, over het uitsterven van vogels. Ook toen was er veel bezorgdheid over de teloorgang van onze natuur en over milieuschade.’
Na het overlijden van de oprichters van Cruydt-Hoeck hebben Helmantel en Bijkerk het bedrijf vanaf 2007 voortgezet. ‘Wij willen werken aan biodiversiteitsherstel en proberen dat zo duurzaam mogelijk te doen. Het gaat de goede kant op met de aandacht voor meer biodiversiteit, maar heel erg langzaam. Er is wel een kentering in het besef dat er iets moet veranderen. Als je je maar niet laat ontmoedigen door mensen die het niet snappen. Of door de politiek. Gewoon altijd doorgaan.’
Sinds 2011 zit Cruydt-Hoeck in Nijeberkoop, aan twee kanten van een mooie, stille weg. Het bedrijf is gegroeid van 1,3 hectare naar 22 hectare, plus 26 bij teeltpartners. De boerderij aan de overkant is in 2021 overgenomen, daar is nu het kantoor gevestigd.
Allemaal inheems: Nederlandse planten van autochtone herkomst
Hier worden de zaden zelf opgekweekt en dat is grotendeels de verdienste van Bijkerk. ‘Zij haalt met toestemming van de eigenaren, meestal Natuurmonumenten of Staatsbosbeheer, zaad uit natuurgebieden,’ zegt Helmantel. ‘Dat kweken we op. Allemaal inheems: Nederlandse planten van autochtone herkomst. Volgens ons is dit de beste manier om de biodiversiteit te helpen. Daar is ook voldoende wetenschappelijk bewijs voor.’ De kwekerij werkt samen met Het Levend Archief, een zadencollectie van inheemse planten (zie ‘Bedreigde planten’).
Bedreigde planten
Stichting Het Levend Archief bevat onder meer de Nationale Zadencollectie. Daar worden de zaden opgeslagen van vaak bedreigde en inheemse plantensoorten, om ze veilig te stellen en om de genetische diversiteit van wilde planten te bewaren. Een soort dierentuin, maar dan van plantensoorten.
Een aantal kwekers die zich bezighouden met de kweek van duurzame inheemse planten, heeft zich hierbij aangesloten. Het Levend Archief werkt ook samen met botanische tuinen, Naturalis, de Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging, het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland en andere organisaties die streven naar behoud van biodiversiteit.
De huidige eigenaars zijn net zo idealistisch als de oprichters, maar misschien iets commerciëler. ‘Toen wij het bedrijf overnamen, was het wel een beetje ingedut. We hebben er nieuwe energie in gestopt: een website gemaakt, een mailadres en we zijn de telefoon gaan opnemen. We hebben sterk aan onze bekendheid gewerkt, gaan het land in met lezingen en voordrachten. We hebben de tijd mee. En we leveren goed spul.’ In 2017 werd wildeplantenkwekerij De Heliant, ook zieltogend, overgenomen. Het betekende een behoorlijke uitbreiding van het assortiment, dat tot dan toe alleen bestond uit zaden en zadenmengsels.
In een van de ruimtes liggen stapels grote witte zakken vol zaden. Er staat precies genoteerd wat waarin zit. In een kluis worden zaden bewaard. Die zijn gesorteerd per mengseltype. In de catalogus kun je uit van alles kiezen: van een ‘Bijenmengsel voor zware grond’, tot ‘Natuurlijke bestrijding eikenprocessierups’ of ‘Dijken Basis Kruiden’, ter versterking van dijken. De zaden worden gemengd in een cementmolen, die prima geschikt blijkt voor dat werk. Verkoop is online, je kunt niet langskomen.
‘We leren allemaal van elkaar’
Cruydt-Hoeck heeft vier adviseurs in dienst, want dit bedrijf biedt niet alleen kant-en-klare zadenmixen aan, maar werkt ook in opdracht en maakt dan een mengsel dat precies is toegesneden op lokale behoeften. Het bedrijf levert zaden en planten voor particuliere tuinen, en ook voor openbare ruimte en buitengebieden. ‘Dat zit enorm in de lift, gelukkig. We worden veel gebeld door gemeentes die vragen om een mengsel. Dan ga je een keer met ecologen om de tafel zitten, en vaak heb je iets wat precies past bij die gemeente en die grond.’
Helmantel en Bijkerk zijn medeoprichters van de European Native Seed Producers Association, waarbij diverse buitenlandse kwekerijen zijn aangesloten (zie ‘Internationale zaden’). ‘We leren allemaal van elkaar, en doordat we alleen met lokale zaden werken, concurreren we niet.’
Internationale zaden
De European Native Seed Producers Association, de Europese associatie van inheemse zadenkwekers, werd in 2020 mede opgericht door Jasper Helmantel van Cruydt-Hoeck. Zijn vrouw Jojanneke Bijkerk is voorzitter. Ook deze associatie heeft het streven de teloorgang van de ecosystemen van Europa tegen te gaan.
Doelstellingen zijn onder meer bewaking van de genetische diversiteit van zaden, het traceerbaar houden van de bevoorradingsketen en controle op de natuurlijke en inheemse plantenpopulatie. Diverse landen hebben zich al met onderzoeksbureaus en andere organisaties bij dit initiatief aangesloten, van Denemarken, Zweden, Oostenrijk tot Ierland en Spanje.
Cruydt-Hoeck heeft al een lap grond waarvan menige kweker alleen maar kan dromen. Maar van Helmantel mag het nog groter, vooral om zijn ideaal te kunnen verwezenlijken: herstel van biodiversiteit, of ten minste een einde aan het verlies ervan. ‘Als hier meer land in de verkoop komt, dan ga ik het kopen. Maar we hoeven geen heel groot bedrijf. Rijkdom en zo, dat boeit ons niet.’
Zelfs op deze kille voorjaarsdag zijn er klanten genoeg
Cruydt-Hoeck bestond drie jaar toen Hans Kramer (63) begon met De Hessenhof. Zijn kwekerij is gevestigd in Ede, op schrale Veluwse zandgrond. Zijn opa had daar een boerderij en Kramer kon van hem een stukje land van 1.000 vierkante meter huren. ‘Nu is dit een chique buurt geworden, met mooie villa’s, toen was het zandgrond en armoe troef. Het is geen geschikte landbouwgrond, maar wel heel fijn voor een kwekerij: lichte grond met veel kiezels. Dat zorgt voor goede drainage. Eerst ben ik moederplantjes gaan kweken. Die kun je dan vermeerderen.’ Het stuk grond is gaandeweg uitgebreid tot 2,5 hectare. Er is een schuur gebouwd waarin je koffie kunt drinken, en zelfs op deze kille voorjaarsdag zijn er klanten genoeg.
De Hessenhof is drie dagen per week geopend voor klanten. Foto: Suzanne van de Kerk[/caption]
Kramer wilde nooit iets anders worden dan kweker. Hij ging naar de middelbare tuinbouwschool, een opleiding die tot zijn spijt niet meer bestaat. ‘Allemaal wegbezuinigd. Al die kennis van bevlogen leraren is verloren gegaan.’ In het seizoen werken hier circa zeven mensen. Wie het vak wil leren, kan bij hem terecht. Er komen ook stagiairs uit het buitenland, want De Hessenhof is bekend. Dat komt zeker ook door het gigantische aantal planten dat hier wordt gekweekt, het grootste assortiment van West-Europa. Het zijn er tegen de achtduizend en van alle soorten kent Kramer de Latijnse naam. ‘Ik ben een verzamelaar,’ zegt hij enigszins verontschuldigend.
Anders dan bij Cruydt-Hoeck kunnen particulieren hier komen kopen. Er is een route uitgezet, als in een soort IKEA. Aan het begin van die route is een plattegrond. De planten staan ingedeeld op bodemsoort.
Kramer ziet soms mensen met een lijstje door de kwekerij lopen
De Hessenhof heeft al jaren het biologische keurmerk SKAL (Stichting Keur Alternatief voortgebrachte Landbouwproducten), maar Kramer is geen purist. ‘Met die discussie over inheemse planten heb ik niet zoveel. We kweken hier veel inheemse planten en daar zitten heel mooie tussen. Alleen heel sterke uitzaaiers of woekeraars kweken we niet.
‘Ik vind het eigenlijk een heel foute discussie, dat sommige planten niet zouden mogen. Onzin. Heel veel planten zijn hier gewoon ingeburgerd. Al die bloeiende krentenboompjes in deze buurt? Niet inheems. Maar ook op uitheemse planten vinden bijen nectar en stuifmeel.’
Kramer ziet soms mensen met een lijstje door de kwekerij lopen. Een beetje jammer, vindt hij. ‘Dan mis je zoveel. Ik snap het wel, je moet het leren. Maar dan is het mei en bloeit er zoveel moois. Probeer het gewoon uit. Lukt het niet, dan verplaats je die plant. Dat is ook leuk!’
Veel planten uit het tuincentrum komen voort uit weefselkweek
Hoe weet je of je te maken hebt met een echte kweker? ‘Die heeft een veld met moederplanten, het hart van de onderneming. Daar mag je alleen naar kijken. Die planten stekken we of scheuren we, afhankelijk van de soort. We gebruiken het zaad van die plant en zaaien dat voor de winter begint.
‘Dit is wat anders dan een tuincentrum hè? Veel planten daar komen voort uit weefselkweek, uit Vietnam of Costa Rica. Ze worden dan als heel kleine plantjes naar Zuid-Europa gevlogen en opgekweekt tot een jong plantje, een plugje zeggen wij, en doorgestuurd naar West-Europa om te worden opgepot. Die zijn zo doorgekweekt dat een bij er niets aan vindt.’
Achter de parkeerplaats van De Hessenhof liggen enorme composthopen, die grotendeels worden gevoed met bladeren van het nabijgelegen kerkhof. ‘Daar heb je weinig vervuiling. En ze komen het gewoon brengen.’
Alies Fernhout kweekt ook op vruchtbare grond
Hans Kramer kweekt op schrale zandgrond, Jasper Helmantel op Friese zandgrond. Alies Fernhout (50) kweekt ook op vruchtbare grond: de bodem van een in 1864 ingepolderd meer. Maar veel ruimte heeft ze niet. De Lutkemeerpolder, aan de rand van Amsterdam, wordt opgeslokt door ‘businesspark’ Osdorp. Jarenlang verzet tegen de bebouwing van 40 hectare vruchtbare klei, nu van boerderij De Boterbloem, heeft niets opgeleverd. ‘We mogen dit hoekje houden voor stadslandbouw, in de rest van de polder komen distributiecentra.’
Fernhout is eigenlijk ecologisch hovenier, maar vond geen biologische planten voor de tuinen die ze aanlegde. ‘Heel frustrerend vond ik dat. Er waren wel kwekers, maar alleen aan de andere kant van het land. Zo’n plantje kost zomaar 20 euro en erg duurzaam is het niet. Ik ben dus maar begonnen mijn eigen planten te kweken.’ Via via kreeg ze contact met het biologische akkerbouwbedrijf naast haar huidige stuk grond. In 2016 kon ze beginnen. ‘Ik volgde eerst nog een opleiding landbouw.’
Toen Fernhout hier begon, was dit grasland. Het jaar ervoor waren er pompoenen geteeld. ‘Daar groeit altijd veel onkruid tussen. Het was echt verwilderd. Wel heel mooi.’
Ze maakte bedden en plantte daarin van alles. Als compost gebruikte ze champost: restanten van de champig-nonteelt, heel bruikbaar. ‘Ik ben vooral begonnen bij mezelf: wat gebruik ik nou in tuinen? Met vallen en opstaan leerde ik wat hier wel en niet groeit. Het is hier heel zonnig, dus bosplanten kweken heeft geen zin. Ik ben daar nu plekken voor aan het maken, langs de heggen. Maar dat moest ik echt uitvinden. Er waren soorten die het heel goed deden, maar de winter niet overleefden. Zo ben ik steeds meer mijn assortiment gaan samenstellen.’ Ze heeft akkerranden aangelegd, hagen geplant. ‘Daar nestelen nu allemaal vogeltjes in, er broeden puttertjes. Er zijn heuveltjes met een natte en een droge kant waar van alles groeit, een paddenpoel met eenden en kikkervisjes, een rugstreeppad die vanzelf kwam. Er zitten hazen, fazanten, egels. Ik heb de wereld aan vogels, muizen, woelmuizen. Een buizerd.’ Er staan bloeiende kastanjes en seringen die uit tuinen komen waar ze niet meer gewenst waren.
Inheemse planten zijn niet geselecteerd op groei, bloei en uiterlijk
Fernhout hecht wel belang aan het gebruik van inheemse planten. ‘Maar ik ben ook erg van mening dat mensen hun tuin mooi moeten vinden. Inheemse planten zijn niet geselecteerd op groei, bloei en uiterlijk. En mensen willen ook genieten van hun tuin.’ Ze wil haar klanten actief betrekken bij het proces van tuinieren, maar vooral de verwachtingen wat temperen. ‘Je koopt een zakje zaad met een plaatje van een enorme bloeiende alpenweide. Maar zo ziet het er nooit uit in een gewone, kleinere tuin.’
Van haar eigen grote achtertuin – Fernhout woont naast haar kwekerij – is dit langzaam een commercieel project geworden. Fernhout verkoopt online via website De tuinakker en levert aan lokale winkels, maar dat zorgde voor een probleem. ‘Want daar telt de visuele indruk. Planten die je wilt verkopen, moeten bloeien. Die heb ik vaak niet, want planten moeten eerst wennen aan hun nieuwe plek. Pas dan komen ze tot bloei. Gelukkig zijn er winkels waar ze dat begrijpen.’
Uitbreiden kan niet en hoeft ook niet. ‘Ik lever lokaal, de stad is mijn markt. Ik zou willen dat we een mooi netwerk krijgen van duurzame biologische kwekers. En dat mensen ook lekker zelf gaan kweken!’
Foto's gemaakt door Suzanne van de Kerk